Soms dut ik ’s middags even weg in mijn luie stoel prettig achterover. Kopje koffie bij de hand, potloodje en een puzzel uit de krant. Lekker doof voor alles, even weg van de wereld. Weg van mijzelf en van iedereen. Zonder aanleiding word ik soms overvallen door de gedachte ; hoe het zou zijn als jij er niet meer was. Er niet meer zou zijn om op zondagmiddag rond de klok van een samen een eindje te gaan fietsen in de herfstzon. Naar Hoogland of Spakenburg en terug via Baarn en de Eem. Een kopje citroenthee te drinken met een speculaasje er bij gezellig op de bank voor de tv. Studio sport kijken. Heel soms een terrasje pikken van het stadscafé op het Lieve vrouwenkerkhof. Een kaartje te leggen samen rond de eettafel van je moeder. Met hetzelfde Perzische tapijt nog uit je jeugd. Lief als je bent laat je me altijd winnen. Hoe het zou zijn als ik je niet meer stilletjes in alle rust vanuit mijn hoekje van de bank bespieden kan bij het lezen. Altijd in een roman geleend van Astrid. Zo een schat, was dat maar onze dochter geweest. Met mijn ogen teder de lijnen volgen in de rust van je gelaat. Soms doe je me inderdaad denken aan de lach van vrome religieuzen, die al eeuwen achter de muren in een klooster wonen. Je rimpels als wijnranken. Als bruin getaande Tibetanen, die voor hun dikke Boeddha knielen. Vrolijkheid heerst er in de hemel als die nonnen als engelen in hun cellen zingen. De mooiste ogen van de hele wereld vrolijk zien glimmen achter je dubbelfocus bril. Je lippen zacht zien mee murmelen bij elk moeilijk woord. Lippen waarnaar ik in mijn jeugd zo jong als ik was vaak heb gesmacht. Als ik dan de kracht van je harde handen zie en denk aan al die keren dat zij mij liefdevol streelden. Op vakantie in Toscane achterop de Piagio, onze scooter, uren tegen je bezwete rug aanleunen. Jouw warme handen, die voor altijd leken te kunnen roeren in je zelfgemaakte kippensoep op zaterdag met veel vermicelli en balletjes en echte stukjes kip.. En een beetje van Maggi. Dat je daar zo van kan houden. Ik hoor je nog zeggen ; vergeet de omelet in de soep niet. Hoe zou het zijn als jij de kachel uitging en er nooit meer enige warmte zich weldadig in ons huis verspreiden zou ? Overal stof en spinrag in de gordijnen en op je schilderijen van de rommelmarkt. Ons tweepersoonsbed, dat wij net na ons trouwen als eerste samen kochten aan jouw kant, het dichtste bij de deur. onbeslapen bleef. Er geen zon meer door de ramen in de voorkamer in losgesneden repen op de vensterbank zou vallen ? De eenzame trouwfoto van ons samen , die daar alleen staan zou om mij op te vallen. Een zielig speelgoed draaiorgeltje zonder aap als je zo maar weg ging zonder mij . Zou het erg zijn of kon ik nog even verder leven op de volle jerrycan liefde , die je me als reserve mee gaf. Zal ik waanzinnig gillen en schreeuwen tegen de blinde muren of berustend stil over de Leusderheide lopen ? Op zoek naar de nasporen, de heldere kamers van alles waarin jij zo graag verbleef. Kan? Wil ik het reisdocument van je verscheiden wel verruilen voor alle dolle herinneringen waarin jij dapper voort holt. Van nu naar nergens . Nu zonder mij ? Mijn held van de droeve figuur. Mijn allerliefste don Quichotte. Wie weet kan je voor mij niet eens sterven. Niet zolang we ronddolen en ravotten op en in elkaar als de jonge honden, die wij eens samen waren. Waarom herinner ik mij nu pas weer ons bankje in het van Randwijckpark, waar wij nachtenlang zaten te zoenen aan de vijver. Slechts begluurd door een glunderende maan. Mijn verdriet om jou zal ik een plekje geven. Een ommuurt binnenplaatsje. Daar waar het voor eenvoudige mensen uit het Soesterkwartier van de Gerrit van Stellingwerf straat hoort. Dat plekje waar jij zo als ik je alleen ken in mij mag wonen. Een parkeerplaats voor de deur alleen voor jou gereserveerd. Daar in het namiddag zonnetje is ons eigen kleine achtertuintje. Ons eigen kleine stekkie waar jij met de zon op je haren die ene wilde roos en meidoorn opbond. Dat is de enige plek ter wereld waarnaar ik nog verlang . Waar ik tot mijn dood wil blijven wonen. Mijn Hemel. Mijn lieve hemeltje, wat zit ik nou drommels dram te dromen. Ik heb het er warm van gekregen . Wat ben ik toch voor een raar mens. Gekker moet het niet worden! Snel de vaat doen en de piepers jassen voordat jij moe als altijd zonder een stom woord van je werk thuis zal komen. Kan ik je belonen met een bord met aangebrande aardappelen met droog gekookte andijvie als dank voor de ruzie, waarmee je vanochtend boos de deur achter je dicht gooide. Met de allerkleinste verdraaide gehaktbal waar een man van dromen kan