Kort verhaal over mijn biopsie vanmorgen.
Hoe veel aangenamer zou de wachttijd zijn? Is dat te meten? Wanneer ze de wachtkamer urologie hier in het ziekenhuis Meander een meer persoonlijker, menselijker tintje hadden weten te geven. Warmer aangekleed. Deze vraag speelde in alle vroegte met nog geen 3 uur slaap achter de gezwollen oogleden door mijn hoofd. Hadden dan ook de zenuwen minder door mijn keel gegierd? Mijn hartslag gelijke tred gehouden met mijn hoop op een goede afloop? Was de naakte angst die ik niet wilde voelen minder dicht aan de oppervlakte komen te liggen ? Het bange kind in mij hield zich onledig met het vingertekenen van zinloze krabbels op het formica tafelblad. De getijde beweging van mijn gevoel een wachtende Charlie Chaplin te zijn hier in alle kilte van dit tussenstation nam de overhand. Een versleten radertje in deze grote steriele witte machine . Met mij in mijn bescheiden bijrolletje in deze re-make van de film; Modern Times. Stil wachtend als een boerse Bernadette in de grot van Lourdes op een wonder in deze medische mallemolen. Geplaagd door de ongewenste wetenschap dat ook ziekenhuizen zeker rond het Ijselmeer over de kop kunnen draaien? De overjarige tijdschriften op de kille formica tafel wilde ik met geen vinger aanraken. Die waren door teveel zieke handen gegaan nog in het oude gebouw van het Elisabeth. Leverde mogelijk een besmettingsgevaar op . Zocht ik als een kruisheer mijn heil in stille berusting. Een onvoorwaardelijke overgave aan de algemene noodtoestand .Zou ik ze toch even doorbladeren ? Gewoon voor wat afleiding. De grimmige koppen van de overige wachtenden, wegkijkende middeleeuwse varkensboeren uit Nijkerk leken het, spraken mij ook geen moed in. Neen toch maar niet. Het is beter dacht ik voor mijn bankrekening mijn kooplust een dag rust te gunnen. Zeker nu een zaadlozing er voor vandaag en morgen ook niet in zit. Geld te sparen om de hoeren op de Vlasakkerweg met een bezoek te vereren. Het bewijs te leveren als de lijkwade van Turijn dat nog niet alles van vandattum verloren is gegaan in een zee van bloed. Mijn gevoel voor dramatiek hield gelijke tred met mijn afgenomen libido. .Van dat wat vroeger zo vanzelfsprekend was dat een man als ik zelfs met zijn lul kon denken en toch niet verdwalen in het paradijs van verloren en verdorven vrouwen . En Ik heb op een vrouw na alles wat aan gereedschap nuttig en troostrijk is.
Zou er één mens op de wereld zijn die zich hier ooit thuis en op zijn gemak voelt ? Durft? Hier in dit anonieme voorportaal. Een afleidingsmaneouvregedachte in afwachting van een biopsie van mijn prostaat.
Even daarvoor aan de balie had een verpleegster niet bepaald warmbloedig alleen naar mijn geboortedatum geïnformeerd. “14-03-55.”. Dacht ík zal ik deze cijfercombinatie maar in blauwe inkt op mijn onderarm laten tatoeëren. Zodat in het vervolg iedereen weet wie ik ben en waar ik vandaan kom. Wat het noodlot is dat mij treft De cijfers van de toegang tot mijn ego werden heimelijk op een computer ingetikt. Waar als uitkomst met de hoogste waarschijnlijkheid mijn naam uitrolde.” Meneer Zijlma is het niet?” Of die naam en leeftijd alles zeggen over de tijd van de wederopbouw of hoe goed 1955 als wijnjaar was. Je hele persoonlijkheid astrologisch voor deze sterrenwichelaars bloot komt te liggen. Waarom nog snijden dacht ik als je de diagnose ook in de sterren of het Zuiderkruis kunt lezen. De verpleegster van rond de 35 was zo mollig onder haar wit katoenen jas als alleen vrouwen worden die de buitengrenzen van het echtelijk geluk hebben al 10 jaar geleden bereikt. Met een zwaar bijna karikaturaal brilmontuur om haar verder niet onaardige gezicht te camoufleren. Ze had wat mij betreft ook mogen kiezen voor een geruite theedoek als hoofdbedekking . Zij ging verder ; “U bent alleen gekomen ?” “Zeker!” zei ik, “op de fiets”. “Het getuigt namelijk van weinig psychologisch inzicht , de weinige oude vrienden die ik niet versleten heb en waar ik nog wat van kan leren onnodig te belasten met een bezoek hier aan de ‘showroom’ van de dood” “Een karakteristiek die op een zekere leeftijd elk ziekenhuisbezoek aankleeft ” “Oh!” Hoop dat dat op de terugweg goed gaat? Gaf zij als enig commentaar. Kreeg ik nu de kans aangeboden op een retirade? Om vervolgens luchthartig en opgeruimd verder te gaan met de vraag “U weet toch wat de behandeling inhoud ?” “U heeft van ons een folder thuis gestuurd gekregen ?” “Waar alles in staat!”. Ik knikte. “U bent toch niet bang, hoop ik?”. “U bent zo stil!” “Ziet wat witjes ” . Deze menslievende vraag aan de knaloranje balie werd gesteld op de opgewekte toon alleen gereserveerd voor kinderen om ze op hun gemak te stellen. Verder alleen valt de vergelijken met de manier van spreken die kappers, medisch specialisten en beulen eigen is, die donders goed weten wat het slachtoffer, dat zij onder handen hebben, aan ellende te wachten staat . “Moet dat dan?” Wilde ik toch wat angstig geworden vragen, maar manmoedig als ik ben gaf ik als antwoord : “volstrekt niet.” “ Van echte angst, doodsangst zeg maar , wil ik niet spreken, maar ik ben wel op van de zenuwen.” “ Laat ik het zo zeggen” “Indien ik bang zou zijn wetend wat komen gaat had u mij hier aan de balie niet gezien.” “Voor de dooie dood niet!” “Nu valt alleen mijn gebit er klapperend bijna uit; juist omdat ik als Jezus in de hof van Getsemane גת שמנים in het Hebreeuws niet weet mij als kruis-dood te wachten staat.” “Wat er achter die deuren aan het eind van de gang aan kwaad schuilt.” Weer overwon mijn niet uitgeslapen gevoel voor tragiek de realiteit. “Angst en de bibberaties delen hoogstens een hoofdkussen, maar gelukkig slaapt daar nog altijd Judas met zijn 30 zilveren volgelingen en de duivel tussen.” “Dus u heeft u angst overwonnen meneer Zijlma?” “Nee !” zei ik dat ziet u verkeerd, daar is pas sprake van als u mij hier voor de tweede keer aan de balie ziet.
Wat mij in dit korte gesprek duidelijk werd is dat er een hemelsbreed verschil bestaat tussen denkers, doemdenkers en doeners . Tussen mij de verdoemde en de gezonde ander. Hun totaal andere belevingswereld! Dat om zorg contra denkwerk op maat te kunnen leveren een mens maar beter niet te lang moet nadenken. Zich nergens zorgen over moet maken. Of lang stilstaan bij de vraag; hoe de folterende angst voor de ander en zijn existentieële domheid te overwinnen.
De gruwelijke details van het vervolgonderzoek zal ik de lezer man of vrouw besparen. Hoe ongelooflijk lullig het bleke onderlijf van een oude man er in zijn blote kont uit ziet met zijn sokken nog aan. De oude bruine schipperstrui om het inzakte bovenlijf vloekt met de propere opgewekte helderheid van de witgejaste behandelaars. Hoe het voelt als een gecastreerde Jezus aan je eigen kruis dat een volledige inkijk biedt aan haar onderzoekende ogen vastgenageld te worden. Je als mens geen kant meer op kunt. Dit voor nu je hele werkelijkheid uitmaakt! Als de Komiek verplicht bent de hoofdrol te spelen in deze eigentijdse slap-stick. Het leek wel of een kwartier lang geprobeerd werd dat bleke onderlijf met 16 hechtnieten vast te schieten aan de witte hardplastic zitting van de behandelstoel. Die 16 nieten als spijkers in het kruishout stuk voor stuk werden ingedreven met een gloeiende breinaald. Het ongemak steeds verder toenam. Het zou geen pijn doen had de folder nadrukkelijk beloofd. het stond er zo wat onderstreept in vette letters in. De klier had geen gevoel. Had ik verdomme daarvoor precies 2 uur geleden de twee keer aanbevolen dosis pijnstillers en anti biotica geslikt?
–
Er is een groter literair talent dan het mijne voor nodig om te beschrijven hoe vuurmieren traag naar mijn betraande ogen omhoog kropen via de endeldarm. Waren ze niet stiekem bezig meer kapot te maken dan hun lief was? Dat ene radertje dat alleen wat verbogen was? Het verder altijd had gedaan. Al die vreemde gedachten passeerden in mijn gedepersonaliseerde hoofd als gehaaste treinreizigers in de spits op het Centraal de revue . Of de bloedstollend mooie Surinaamse verpleegster hier haar voodoo bedreef of dat zij had doorgeleerd voor engeltjesmaakster. Had zij wel een vriend ? Of werkte dat sleutelen aan andermans geslachtsdelen als de beste remedie tegen de liefde. Werd het niet eens tijd protocollen te ontwikkelen die het knappe vrouwen verbiedt aan verschrompelde onderlijven te werken in het bleke ochtendlicht. Gewoon ter bescherming van hun eigen lustbeleving! Had ik wel schone sokken aangetrokken vanmorgen of was ik dat in alle haast vergeten? Zou de schaamte daarover aan mij voorbij drijven ? Mijn manlijke trots de vernedering bespaard zijn als elke aanwezige in de behandelkamer in Adamskostuum gekleed waren gegaan ? Zij zou toch niet zien dat ik aanleg heb voor aambeien? Een erfenis van mijn moeder die ook alleen onder zware druk en laxeermiddelen dunnetjes kon presteren . Een even bizarre gedachte; gelukkig zijn de spijkers vanaf de tijd van de Romeinen toch wat kleiner geworden. Lukte het onderwijl maar amper bij elke inbreng van de naald mijn urine niet te laten lopen. De kinderachtige schaamte of het compliment van een erectie stak gelukkig helemaal zijn kop niet op ondanks haar uiterlijk. Probeerde ik te doen of het niet aan mij geschiedde. Niet mijn lichaam was dat daar verscheurd en verwassen als een oud stuk linnen op het Bleekereiland uitgespreid lag. Alleen iemand die op mij leek. Mijn stiefbroer! Ik er van boven af alleen op neer keek als mijn eigen engelbewaarder. Het is niet meer dan een witgejaste droom sprak ik mijzelf moed in. Een beveilingingsprobleemdroom. Een film waar ik slechts een deel van het decor uitmaak. Bezig te ontdekken of ik nu ontmaagd werd in plassen bloed of slechts ontmand, werd het begrip castratieangst oneindigdimensionaal
–
En toch leidde dit alles tot een bizarre sensatie. De ontdekking van een nieuwe keerzijde aan mijn toch al rijke persoonlijkheid. De openbaring dat ik met mijn billen bloot kon genieten van deze medische lustbevrediging. De masochistisch bereidheid mij volledig over te geven aan al die blauw rubberen handschoenen. Aan al die rubberen tentakels van witte inktvissen die in mijn achterste te keer gingen als meelwormen. Ik was het nieuwe symbool van de lijdende mens geworden. Een martelaar en proefdier te gelijk Voelde de zinnenprikkelende gewaarwording mij te willen opofferen voor mijn eigen gezondheid. Ze mochten daar in het ochtendgloren alles met mij doen als ik maar weer gezond zou worden. Zo voelde ik mij herboren als een gelukkige masochist. Morgen als ik mij beter voelde zou ik een nieuwe godsdienst beginnen.
Aan het einde van de behandeling schrok ik bij de moeizame verrijzenis toch van de vergoten hoeveelheid bloed. Werd overvallen door de typisch vrouwelijke gedachte. Als ik verdomme maar niet te lang ongesteld blijf door dat vaginale kruis van mij.
–
Na de behandeling van nog geen kwartier had ik het gevoel dat die twee onderbetaalde sekswerkers daar in de behandelkamer op zijn minst de helft van mijn prostaat hadden weggenomen. Dus opgelucht vroeg ik “Ik hoef zeker niet meer terug te komen.?” “Zeker wel!” Was het koele antwoord. “U wil toch zeker wel de uitslag vernemen .”Wij werken hier niet voor niets!” “Inderdaad!” Mijn gedachten gleden af naar de Vlasakkerweg. Maar toch “waarom” wilde ik vragen. Het is toch hopelijk hun hobby niet als een Engelse rechter met een rode baret het doodvonnis voor te lezen. Stuur u maar een e-mailtje met de uitslag zei ik gelukkig met dit compromis van de moderne tijd. Dan handelen we verder de zaken schriftelijk af. Dat komt mij qua tijd ook beter uit. Hoef ik ook niet meer zo allejezus vroeg mijn bed uit. Daar komen alleen maar verhalen van!
Neen ging de ziekenbroeder onverdroten verder. Wij doen hier niet aan een briefwisseling met patiënten. Daar zijn wij in de zorgsector niet voor opgeleid. We zijn geen correspondentie – of voorleesclub noch willen wij pennenvrienden worden met de patiënten. Schrijven en voorschrijven doen wij in de medische wereld op geheel eigen wijze. Inderdaad wat dat schrijven betreft daar hebben ze ondergetekende voor als slachtoffer van de oplopende medische martelpraktijken. Even dacht ik erover om toch maar lid te worden van Amnesty International.
Met een maandverband groot genoeg voor een olifant zonder slurf tussen mijn benen keerde ik fietsend huiswaarts. Kon mijzelf wel voor mijn domme kop slaan dat ik als doekje voor al het bloeden mijn zachte wollen zadeldekje als troostmomentje en meisje vergeten was.
Ludo