de straatmuzikant

straatmuzikant door Hans Colijn

 

Elk weldenkend mens weet dat die versleten trekzak is genaast op de een of andere vlooienmarkt in het vooroorlogse Boedapest. Het kermend geluid van die vaal rode accordeon meer weg heeft van een koor krolse katers tijdens een ’kleine’ ingreep aan hun prostaat. Dat de  balg de zwarte longen van dit instrument moeizamer aan zuurstof komen dan mijn bejaarde buurvrouw tijdens een astma aanval. Zijn muzikale kwaliteiten en kennis niet verder reiken dan dat ene armzalige riedeltje dat hij de godganse dag door speelt. Een vaag Pools wijsje. Een mazurka waarop niemand dansen wil of mee neuriet. Al kregen ze er geld op toe. ‘S nachts de natte dromen van al die jonge meisjes daar bij het Kruitvat , de drogisterij 30 meter verder op, tot ruinen castreren.

 

Dat hij deel uitmaakt van een rondtrekkende Oost-Europese oplichters bende. Een groep straatkomedianten die met hun bedelpraktijken het straatgezicht van de stad schenden. Zijn armoede en versleten kleding de gespeelde pose is van een tweederangs acteur uit het vaudeville theater . Voor behoorlijk wat geluidsoverlast zorgt. Hij onze Roemeen met zijn zigeuner uiterlijk per dag meer bij elkaar speelt dan ik in een week vang.

Als ik het zo overlees is de waslijst van negatieve punten zo veel langer dan de positieve. Als die er al zijn. Had hij allang veroordeeld moeten worden tot de eeuwigdurende stilte.

 

En toch geef ik hem geld als ik hem tegenkom bij het Oppidium op de Groningerstraat. In de entree voorbij de fietsenstalling. Daar zit hij na zessen Nu het winter is. Zijn naam hoef ik niet te kennen. Zelfs beter van niet. Goedheid van twee kanten gedijt het beste bij anonimiteit. Het herkennen van enkel zijn gezicht. Het rinkelen van wat  kleingeld. Goedheid van 2 kanten? Ja want ik krijg waar voor mijn zuur verdiende  geld, omdat hij zo een verdomd positieve uitstraling heeft dat ik er zelf ongewild blij van word. Mijn humeur voor even een positieve wending neemt. Voor even  mijn houten hart weer gelooft in de goedheid der mensen. Die van mijzelf.  Eigenlijk is hij een vermomde Bulgaarse leger des heil soldaat.

 

Het duurde ruim 2 maanden voordat ik het eerste muntstuk in zijn bakje gooide. Hem een hand gaf en hem zalig kerstfeest wenste. Toch al die tijd daarvoor, al gaf ik niks,  bleef hij even vriendelijk en voorkomend. Hield hij even op met spelen en groette mij uitbundig met een brede wat gele lach,  waaraan een hoektand ontbrak. Een in blijdschap opgestoken hand. Een echte doordouwer en volhouder . Dat bewonderde ik in hem.

 

  Het is net als met jonge katjes en baby’s , er komt een moment dat je ze toch aait. Hoe zeer je je daar tegen ook verzet. Wordt de grootste kattenhater tegen beter weten in gedwongen door zijn eigen sentimentaliteit waarschijnlijk. Ervaar je toch je eigen makkelijk ontkende  kwetsbaarheid en heb daar voor even  vrede mee.

Welbeschouwd doe ik door hem een kleinigheid te geven aan het behoud van natuurmonumenten. Geestelijke in dit geval. Besef elke keer als ik hem zie hoe weinig het hoeft te kosten om simpelweg gelukkig te zijn. Dat is wel een grijpstuiver waard. Deze simplicity of  mind zo als de Engelse zeggen. Het is geen domheid. Eerder een boersboeddhistische naïviteit waardoor zijn leegte geluk uitstraalt. Leer ik gecompliceerd als ik ben hoe eenvoudig  het is met niets tevreden te zijn. Want welbeschouwd is het hele leven jou maar geleend als een tweedehands jas die je zo weer uit moet trekken. Die levensles is wel 20 eurocent waard.

 

 

En als hij er niet zit op zijn krukje met zijn accordeon, de pet ervoor, mis ik hem of er een stukje aan mij ontbreekt. Mijn positieve kant een dag afwezig is. En dat hindert mij meer dan ik schrijven kan.

Ludo 16-092-2020