Uit de tijd ( kort verhaal)
“Wat maakt het nu uit!” probeerde ik te zeggen. “Ik met jou,” klonk het voor de tweede keer bits . “Maar!” “Niks te maren het is over en voorbij!” “Je bedoelt de liefde tussen jou en mij?” Het klonk inderdaad net zo sullig als ;vandaag is rood op de radio. Even viel er een adempauze “Ja met wie anders eikel!” “Tussen mij en de melkboer?” De hatelijkheid droop als rietsuikerstroop van haar woorden af. “Ja, maar wij zijn nog pas zo kort bij elkaar.” Ik kan toch niet toveren als Herman van Veen. Wilde ik mij verdedigen. “Wij hebben nauwelijks de tijd gehad elkaar beter te leren kennen.” “
God dank u voor alle clichés over de liefde deze zondagmiddag op de radio bad ik in moderne devotie * tot Onze-Lieve-Heer. Uh, Uhm, “Wat is nu een half jaar in het lente licht van de eeuwigheid?” ging ik haastig hakkelend verder. Bang dat zij er weer tussendoor zou komen met haar grote stroopwaffel. “6 maanden met jou is de eeuwigheid sukkel!” “Oh! Ja! Is dat het!” Wat er aan scheelt. Bijna opgelucht haalde ik adem. Het lag niet aan mij, maar aan de tijdvertraging. Dat de tijd als in een intelligente lockdown niet volgens dienstregeling wilde rijden. De absurde weigering van haar, de tijd, om bij zich zelf te blijven. Niet met zichzelf in tegenspraak te geraken. Maar in het normale tempo voorbij te gaan. “Sorry” was het enige dat ik kon zeggen. Neem mij niet kwalijk dat jij je zo opgesloten voelde in mij. Deze aan deze tijd gebonden verontschuldiging gaf mij de vrijheid de deur achter mij dicht te trekken met de laatste cryptische vraag; ¨ Lieverd wil jij als je zo stilstaand weggaat niet vergeten tijdens het voorbijgaan in het licht van de door jou genomen maatregelen deze met verstand uit te kleden als bij jou het licht dooft.
Ludo