‘En wat vindt u er van? Mooi hé!’
Vroeg in de middag sprong van schrik ondanks mijn leeftijd zeker anderhalve meter hoog de grijze lucht in boven het koningin Juliana plein. Ik voelde mij ‘sneaky’ in de rug gelopen. Ik houd er de laatste tijd toch al niet van om te worden aangesproken. En zeker niet door vreemden op straat. Weet een mens veel wat ze allemaal onder de leden hebben? Ze kennen zonder te zijn getest wel tot de superspreaders van de nieuwe stad behoren. Dat zie je er aan de buitenkant niet direct aan af. Snel ging ik ruim een meter achteruit.
‘Ja van onze nieuwe kunstaanwinst!’
Onze! Kunst! ” Aanwinst! Er is anders niets van mij bij of kunst aan”. “Niets waarmee de stad één cent winst maakt!” wilde ik zeggen, maar ik hield mijn mond. Lichtelijk afwezig als ik was staande op de rand van het trottoir voor de Chinese toko. Bezig een eerste indruk op te doen van die onderdanig geknielde, maar gulzige dolle mina. Daar in het centrum van de rotonde op wat er uitzag als een prehistorische grafheuvel. Beetje een stijf, saai beeld lijdend aan kunstartrose als kraker van de openbare ruimte. Ik was niet bepaald onder de indruk.
‘Vind u het niet fantastisch mooi? Wonderschoon?’ ‘Ik kon even niet op het woord komen.’ De bloeddoorlopen ogen van de iets wat verlepte vrouw die mij had aangesproken misten de helderheid van de jeugd.
‘Mooi!’ ‘Nou niet echt, maar ieder zijn smaak.’ Kunst hoeft voor mij niet mooi te zijn dacht ik. Schoonheid is ook niet altijd je ware! Volgens Mondriaan. Het gaat vooral om de zeggingskracht en de uitstraling van het nieuwe. Het spel van vrije bijna abstracte vormen in de ruimte. Niet iets wat deze halve robocop uitstraalt.
Toch wilde ik niet direct vijandig overkomen. Maakte haar dus geen deelgenoot en zeker niet rijker door mijn gedachten.
‘Ik vind het anders een hele verrijking! Zeker voor deze plek.’ Ging de 55+ kunstminnares in haar paars polyester ski-jack met wit bont afgezet onverdroten verder. Inderdaad een leeftijd dat een mens om zijn behoefte aan liefde te stillen beter alleen contact kan hebben met beelden uit het verleden.
‘Heeft u enig idee wat het voorstelt? Het beeld.’ Zwijgend: een paspop bezig een tot wit schroot verwerkt bloemetjesbehang zich in de strot te duwen als symbool van ongemanierde gulzigheid!
Even bleef het stil aan de andere kant van de anderhalve meter. ‘Ja, uhm, ja daar vraagt u me wat!’ De kleur van haar huid en wangen, haar bloedeloze lippen staken nauwelijks af tegen haar haar en de grauwe wolken daarboven. ‘De titel was toch iets als van; corona soep?’ ‘Het stelt toch een zeemeermin voor in de hoge vloed!’ Ze klonk niet echt als een geregelde museumbezoeker. ´Dat stond tenminste in de stad Amersfoort.’ ‘Die hadden zelfs een foto van dit hier op hun voorpagina. Omdat ze dachten dat het roofkunst was.’
Voor mensen die weinig lezen zijn ook kranten levende wezens!
De godin van de overvloed wilde ik haar corrigeren. Die van het goede leven, maar voor de tweede keer hield ik mij in. Wilde het ‘gesprek’ een andere wending geven door op te merken; ‘Niet zo heel verbazingwekkend in een stad waar de laatste 50 jaar dat ik er woon nog nooit iets opzienbarends is gebeurd.’ ‘Zeker niet op kunstgebied.’ ‘Behalve dan misschien die ene keer dat het Armando museum in de hens stond en totaal affikte, omdat de brandweerlieden vast leden van de burgerpartij nog nooit in dat museum waren geweest.’ Er zelfs niet van hadden gehoord. Iets wat alleen in een gat als Coevorden of Amersfoort kan gebeuren.’ ‘Je zou denken dat die klunzen na die blunder wel collectief vrijwillig ontslag zouden hebben aangeboden, maar nee, hoor. Nou maar hopen dat ze het “ouwebesjes” museum Flehite wel op tijd kunnen vinden!”
‘Maar toch ik vind het vreselijk mooi!’ Klonk het nu een stuk agressiever. Waarna zij haar smalle kaken weer op elkaar klemde of zij dreigde haar kunstgebit te verliezen.
‘Vreselijk inderdaad dat is het enige woord ervoor. Mevrouwtje!’ Ik begon iets van mijn engelengeduld te verliezen. “Over dat mooie dat mag u helemaal zelf weten. We leven gratis in een land van free lunches. Maar mij doet het met die archaïsche brede heupen en maagdenburger halve bollen als nep tieten met uitgesproken tepels denken aan die beelden van Wagneriaanse Walkuren. Noorse Strijdgodinnen. De hoeren van het Walhalla eigenlijk. Waarvan de vele uitbeeldingen in de jaren tussen 1933 en 1945 bij onze Oosterburen als Germaanse Über Alles kunst nauwelijks op te blazen waren na de oorlog. Zelfs niet met het Nobelste dynamiet. “
“En, zeg nou eerlijk, waarom moeten beelden van vrouwen in de openbare ruimte altijd naakt zijn? De tijd van de hypocriete calvinistische slavenmarkten waar vrouwen als handelswaar voor de afwas werden beschouwd en zo aan de hoogste bieder werden verkocht als een Miele afwasmachine voor het leven is, behalve voor de burgerpartij Amersfoort, toch allang voorbij. Wel te begrijpen overigens dat de maker het aan de straatstenen niet kwijt kon in deze neoliberale tijden! De vrijheid nam het hier te plaatsen. Kunstenmakersdictatuur eigenlijk”!
“Weet u wat veel mooier was geweest; als ze daar midden op het plein voor Juultje een heel grote eikenboom hadden neergezet. Ter herdenking begrijpt u wel? Gewoon een joekel van een boom zo als ook staat op de binnenplaats van het stadhuis. Stel u eens voor hoe u baadt in het steeds veranderd spel van licht en schaduw. Zich een nimf waant in dat rijke bladerdek. Alsof je bij een voorstelling in de Flint betrokken bent. Gratis op de eerste rij. Een vertakkende rijkdom als broedplaats voor echt vernieuwend creatief talent. Een salsa dans in het tropische tegenlicht van de ondergaande zon vanaf de Bergstraat. De verkoeling die zo een echte boom namens u de koningin als troost de passerende Oranjeklanten schenkt. In de zomerzon gehaast op weg naar de graaf Adolflaan.”
“Maar nee wat staat er nu? Een foute sciene- fiction LoekGeutjespaspop onder de witte duivenstront. Met vleugels als bekakte flaporen. De kleurloosheid van de hele stad vanhier tot aan de Varkensmarkt te benadrukken. ”
“Ik, ik vind het echt wel heel mooi. Zo ben ik gewoon.” Klonk de stem van de vrouw weer als een Wurlitzer jukebox die versleten tot op de draad geen tegen draai duldde.
“Weet u wat mevrouwtje! Weet u wat u doet! Belt u vooral de maker op, bij de stad Amersfoort weten ze vast wel wie dat is, en vraagt hem of hij dit wangedrocht bij u in de achtertuin komt deponeren. Dat spaart weer een rit naar de gemeente reiniging. Iedereen blij.”
“Ik heb geeneens een achtertuin alleen een achterbalkon”, klonk het zielig en pruilend tegelijk.
“Maakt mij geen ene malle reet uit! Zet u het lekker in het zonnetje op het achterbalkon. Zullen u Marokkaanse overburen ook leuk vinden.”
“Het zijn geen echte Marokkanen, maar het zijn van die vreemde Turken. “

“Toch mevrouwtje als u als racist alternatief geïnteresseerd bent en echte kunst wilt zien, moet u gewoon de Kamp aflopen op uw Zeeman sneakers. Helemaal tot aan het eind. Daar ziet u dan op de rotonde voor het okergele bejaardenhuis het volmaakte beeld van een stier. Een immens potent en viriel stalen beeld die alle stieren tot die van Paulus Potter aan toe eer aan doet. Wat heet; bevrucht met zijn sperma, zijn opgeheven staart in aanslag. Dat is wat je noemt een voorvaderlijke oeros. Eigenlijk een maatje te groot voor Amersfoort. Een bonk kracht, die de hele goegemeente met dat ene zielige folkloristisch museum aan de Muurhuizen wel een poepje, over wat kunst kan betekenen voor de welstand, durft te laten ruiken. Daar hadden zelf de Duitsers tijdens de oorlog geen wisselgeld van terug gehad.”
Ludo